zaterdag 13 september 2008

En turelureluut, 't vertellingske is uut

Vrijdagmorgen maken wij ons op het gemak klaar. Het weerbericht ziet er goed uit, zowel wind als zwel komen van achter. Voor de zoveelste keer laat de startmotor ons in de steek, wat extra spijtig is nu Sables d’Olonne bezeild is. Toch genieten we van de snelheid die wij motorzeilend meekrijgend van een zwel van zo’n 3 meter. Spectaculair en toch rustig. Andere boten, vuurtorens en hoge gebouwen verdwijnen van tijd tot tijd volledig en springen dan opeens weer te voorschijn als een opduikende duikboot. Een kleine vijf uur later liggen we dan ook alweer vast in de grote jachthaven van Sables d’Olonne. Wat ons meteen opvalt is de grote mate van boot service die hier aanwezig is. We spreken af om morgen de mogelijkheden te bekijken om hier in winterberging te gaan en meteen alle probleempjes met de motor te laten herstellen.
Zaterdag vinden we inderdaad een werf die nog een plaats voor ons heeft. Ze bieden een uitstekende service en kunnen het volledig takenpakket voor hun rekening nemen. Door winterberging op het droge te combineren met de motor reparatie, sparen we bovendien nog flink wat uit.
We hakken de knoop door, we gaan niet verder dit seizoen. Volgende week vrijdag gaat de boot op de kant en laten we hem in de bekwame handen van ‘Les Sables Nautic’ achter.
Morgen zien we al de eerste vrienden terug. Jules en Lea komen op bezoek en wij kunnen aansluitend met hen mee terug naar Oostende. Wij kijken er naar uit om samen met hen nog een leuk einde aan onze eerste grote bootvakantie te breien.

Tot straks, thuis of op de RYCO.

Kris en Jenny

Ile d'Yeu


Het weer is goed voor de verandering en we verheugen ons al op het tochtje naar Ile d’ Yeu. We krijgen echter opnieuw problemen met de demareur. Pas een half uur later dan voorzien en na heel wat prutsen met de bedrading van de startmotor kunnen we vertrekken. Ik weet zo ongeveer waar het probleem schuilt, maar ik kan er niet goed genoeg bij om het definitief te (proberen te) repareren. Het ergste is de onzekerheid die dit probleempje geeft. Ik durf gewoon op zee mijn motor niet meer af te zetten, uit schrik dat ik hem niet gestart krijg in zicht van een onbekende haven. Niet dat onze bestemming ineens bezeild is – dat zou te mooi of beter te frustrerend zijn.
Maar goed, na een rustige tocht komen we op Yeu aan. Er is plaats zat in de mooie marina. De vingerpontons zijn bijna even breed als de pontons van de RYCO, de douches en toiletten zijn netjes en alle nutsvoorzieningen liggen op loopafstand. In september is bovendien alles nog flink goedkoper geworden. Voor onze ligplaats betaalden we in de laatste 3 havens tussen de 13 en de 16 €.
’s Avonds kunnen we in de kuip van een prachtige zonsondergang genieten – hoe lang is dit niet geleden ?
Woensdagavond gaan we slapen met zomerweer, donderdagmorgen is het weer herfst. Toch willen we iets van het eiland zien. We tuigen de fietsjes op, steken ons in regenpak en gaan op verkenning. Yeu steelt meteen onze harten met zijn zuiders aandoende witte huisjes, vele onverharde wegen, prachtige natuur en de algemeen relaxte sfeer die er heerst. Eigenlijk zouden we hier nog wat langer willen blijven maar toch spreken we af dat we morgen vertrekken als de meteo het toelaat.

Pornichet




Maandag is het dan weer zover. We plooien alles op, maken de boot zeeklaar en vertrekken naar onze volgende bestemming, Pornichet. Het zonnetje schijnt en even ziet het er naar uit dat we een heerlijk zeildagje tegemoet gaan. Wanneer we echter de baai uitvaren, ruimt de wind mee en komt nu vrijwel pal op de neus. Ook heeft het onstuimige weer van de laatste dagen een knobbelzeetje achtergelaten, waarin Zwerver van tijd tot tijd stil valt. Er blijft van ‘heerlijk’ niet veel over. Met wind, zee en stroom tegen hebben we dan ook bijna 7 uur nodig om de 31 mijl te overbruggen.
De jonge gasten die met hun speedboot naast ons liggen vullen het begrip ‘bootplezier’ op een originele manier in. Zij doen aan foil-boarding, het allernieuwste snufje op waterski gebied. Zij gaan bij voorkeur ’s avonds in het donker ‘foilen’, begeleid door luide, opzwepende muziek. Hun bootje is dan ook extra uitgerust met schijnwerpers en 2 kloeke luidsprekers. Wanneer ze ons over hun hobby vertellen, lekt het enthousiasme van hen af. Als ze even later met een grote grijns vertrekken, schalt de Brabançonne uit hun luidsprekers. Wij staan perplex. Zou dit betekenen dat de Franse jeugd beter weet hoe het Belgisch volkslied klinkt dan onze eigen eerste minister ?
Tegen de verwachtingen in, valt Pornichet als stadje aardig mee. We blijven nog een dagje om er wat meer van te zien en om een fietstochtje te maken langs het 7 km lange strand van La Baule. Zo laat op het seizoen (en weer eens met minder goed weer) ligt het strand er verlaten bij. Op zich is dit niet zo erg, maar dit betekent ook dat alle beach bars gesloten zijn en dit is andere koek !

Nog te Crouesty

Zo’n stormpje trekt niet in 1 2 3 voorbij natuurlijk. Pas zondag begint het wat te minderen en kunnen wij zo langzamerhand ons weer beginnen klaar te zetten om verder te trekken. Ondertussen bussen we nog eens naar Vannes en verkennen we wandelend deze mooie streek. Zo ontdekken we Kerners, een charmant vissersstadje met prachtig gerestaureerde huisjes en de dolmen van Grah-Niol. Verwaaid of niet, wij vervelen ons geen minuut.

vrijdag 5 september 2008

Serieus verwaaid


Een diepe depressie ten zuiden van Ierland pint ons vrijdag vast met onze eerste en hopelijk laatste zware Biskaye storm. De windsterkte is gemiddeld 8 Bf maar erzijn uitschieters tot 10 en zelfs 11 Bf. Ook aan de ponton zijn we niet steeds zeker of we nu zeilen of vastliggen. Omdat we ons toch niet willen opsluiten worden we meerdere keren kletsnat. Ons elektrisch vuurtje draait overuren om ons warm en onze kleren droog te houden. Om ons toch een beetje te troosten slaan we ’s avonds uitgebreid aan de aperitief – een mens moet toch iets hebben awa (=Zeels voor ‘nietwaar’).

Crouesty


Woensdag zijn de elementen terug met ons, maar Murphy is aan boord geslopen. Het begint al van zodra we opstaan. De brug die ons moet doorlaten naar zee is nog dicht. Het havenkantoor oproepen lukt niet, daar zijn ze nog niet wakker. Wanneer we de hulptroepen later toch kunnen bereiken en we de brug een tijdje later zien openzwaaien, glimlachen we van oor tot oor. Mis, Murphy vergeten. Als we de motor willen starten, geeft die geen kik – miljaarde, miljaarde, miljaarde. Batterij controleren, contacten controleren – niks. De stemming daalt met de seconde. Nog wat morrelen aan de contacten van de startmotor en ja en joepie : ignition ! Jenny draait uit, een fransoos steekt voorbij en legt pal voor onze neus zijn bootje stil. We kunnen er in geen kanten omheen en moeten allerlei toeren uithalen om niet in zijn gat te varen. Mijn stemming daalt verder naar donker zwart. Ik foeter nog op de volgende sukkelaar die nietsvermoedend in de weg vaart en vervolgens schop ik Murphy van boord. Dat lucht op. Natuurlijk durf ik de motor niet meer uitzetten. Crouesty is echter niet ver en we laten het daar wel nazien. Murphy grinnikt in zijn vuistje. Wanneer we na aankomst motor af, motor aan spelen, doet hij het elke keer – miljaarde, miljaarde, miljaarde.
Gelukkig treffen we hier ook weer onze vrienden van Salifi. We hebben nog net de tijd om wat bij te praten, want ze willen vandaag nog vertrekken naar hun winterberging te Roche Bernard.
Donderdag bezoeken we Vannes (met de bus). Van alle middeleeuwse stadjes die we toch nog toe bezocht hebben is Vannes één van de meest authentieke. We beleven een mooie namiddag, wandelend in de omwalde stad en genietend van de mooi bewaarde of gerestaureerde gebouwen. Bij terugkeer belanden we op een schoolbus – vreemd, maar ik voel geen heimwee.

Belle Ile


Vanuit Lorient ligt 25 mijl naar het zuidoosten het alom geprezen eiland Belle Ile. We varen er zowaar in T-shirt en korte broek naartoe, wat van 2 juli geleden is. Eenmaal je de boeien doolhof van Lorient door bent zijn er verder geen navigatie moeilijkheden meer. Misschien was het daarmee dat ik iets te relaxed de haven binnen vaarde. Boeike pikken dacht ik zo en half uurke wachten om door de sluis naar de Bassin a Flot te gaan. Dit was de eerste misrekening. In de voorhaven liggen maar een handjevol boeien en bovendien moet je achteraan vastmaken op een ketting aan de wal. ‘Kopke krabben’ – de bijboot lag nog mooi ingepakt in de hondenkooi en achteruitvaren tot tegen de kade zag ik ook niet zitten. Gelukkig zag een vriendelijke schipper onze problemen in en mochten we bij hem langszij, tot we ‘onze marbels bij elkaar’ hadden.
Na het half uurtje wachten gaan we dus door de sluis. De Bassin a Flot ligt afgeladen vol, maar aan bakboord is er zelfs nog een plaats vrij aan een drijvend ponton, is dat boffen zeg. Neen, dat was de tweede misrekening. Als we na heel wat evenwichtsoefeningen op het wankele plastieken geval, eindelijk goed vastliggen, merken we dat er op deze plaats noch water noch elektriciteit is en dat ze pal onder de kroeg ligt. Dat is misschien goed tegen de dorst, maar heel wat minder voor de nachtrust.
Na een vriendelijk gesprekje met de vriendelijke havenmeester, krijgen we een plekje in de jachthaven – we voelen ons onmiddellijk een stuk beter.
’s Anderendaags krijgen we bezoek van de ‘douane française’. Ik denk nog, als die op zoek zijn naar stores, dan zijn ze rijkelijk te laat. Maar neen, ze hebben het blijkbaar op valse Belgen voorzien, Fransen die onder Belgische vlag varen om de regeltjes een beetje te omzeilen. Ze doen absoluut niet moeilijk, noteren onze gegevens en geven ons het ‘goedgekeurd’ bonnetje.
Belle Ile doet zijn naam alle eer aan. Het is niet voor niets dat de schilder Claude Monet naar hier kwam om een aantal bekende werken te maken (o.a. van ‘les aiguilles de port Coton’). Omdat we die naalden ook wel eens willen zien, springen we op de fietsjes, trotseren we een paar cols van eerste categorie en rijden we tot aan Goulphar. De 52m hoge vuurtoren zelf is nog gesloten, daarom wandelen we maar eerst naar het nabij gelegen Port Coton. Monet had gelijk, het uitzicht is er adembenemend mooi !
Op de terugweg halen we onze fietsjes op aan de vuurtoren, maar niet voordat we zijn 243 treden beklommen hebben. Langs de binnenwegen terugfietsend, stoppen we nog voor een welverdiende pint in het stadje Bangor.
Terug op de boot maken we van onze gratis internet verbinding gebruik om eens duchtig te skypen. Zo zien we achtereenvolgens de kinderen, Jules en Jan nog eens terug – toch veel leuker dan een telefoontje of smske.
Dinsdag is een miserabel verwaaidagske, met striemende regen en rukwinden tot 40 knopen. We maken van de namiddag opklaring gebruik om nog wat te wandelen langs het mooie kustpad.